DE EERSTE BRIEF VAN DE HERVORMDE GEMEENTE TE WELSUM, GEREGISTREERD ONDER NUMMER 1.

 

Aan Zijne Majesteit Den Koning.

 

Sire,

 

Met den diepsten eerbied nemen de ondergetekenden als daartoe Gecommitteerd door de ingesetenen van en woonagtig in de Buerschap Welsum, Gemeente Olst, Provincie Overijssel, allen belijders van den Hervormden Godsdienst, de vrijheid, den Troon van Uwe Majesteit door dezen te naderen met zeer instantelijk verzoek:

 

Om in hunne Buurschap, welke uijt ten naasten bij 600 zielen bestaat, van voormelde belijdenis, eene kerk te mogen bouwen. Op al nog daar leggende fundamenten van eene kapel, waar van de toren met klok als nog aanwezig is, en daar bij te doen oprigten eene geschikte wooning met bijgevoegde aangelegenheden voor enen leeraar, alles op kosten der verzoekers, en belofte voor hunnen hunne nazaten om het onderhoud dier gebouwen cum annexis mede ten hunnen laste te nemen.

 

Voorts dat het Uwe Majesteit goedgunstig moge behagen hun aldaar na voltojing van opgemelde kerkgebouw en pastorijhuijs eenen leeraar toe te voegen op het daar toe van den lande bapaald tractement.

 

De gronden waar op dit hun verzoek is gebazeert, en waarvoor de billijkheid allezins is pleitende en welke zij niet twijfelen of zullen bij Uwe Majesteit wiens bekende Godsvrugt hun ten vollen waarborgt, enen gereden ingang vinden bestaan hier in:

 

dat daar zij thans onder de kerk gemeente van Olst behorende, ter bijwoninge van den openbaren Godsdienst zig derwaarts verpligt zijn te begeven, en veel al daar in worden verhindert, en wel bijzonder de gebrekkige en ouden van dagen, daar den IJssel tusschen Olst en Welsum gelegen, dezelve niet vergunt aldaar den Godsdienst bij te wonen alzo de moeijelijkheid van den overvaart voor de zodanigen, en het eijnd weegs dat die te doen hebben hun de kerk moeten doen missen,en daardoor als Christenen het hoog bevel, om de onderlinge bijeenkomsten niet na te laten gedwongen zijn te verzuijmen, niet tegenstaande zij zo gaarne uijt den monde des Leeraars, na zes daagschen arbeid of bezigheid, een woord van troost horen, waar bij nog koomt, dat, of schoon tot het Avondmaal des Heeren genoodigt, het hun aan de kragt ontbreekt, om aldaar te verschijnen met de beste wil. Zij zwijgen te dezen aanzien, eerbiediglijk, van alle andere zaken. Dogh moeten echter hier bij nog opmerken, dat bij erge ziekten of wanneer imand op het uijterste legt, om dezelfde redenen den Leeraar der Gemeente Olst, ook met de beste wil des werelds, bij zodanige bediening zeer dikwijls onmogelijk zóó spoedig als gevordert wordt, daar kan zijn. Iets dat van zelf spreekt en het geen Uwe Majesteit genoegzaam zal begrijpen in aanschouw genomen genomen de tusschen legging der rievier. Waar bij nog koomt het onderwijs der kinderen in den Godsdienst dat ook aan zeer veele hinderpalen onderhevig is, immers toch op welke dagen of ueren zulks door den predicant te Olst moge bepaald zijn kunnen de kinderen het genot der onderwijzing het zij door slegt weer of wind, ’t zij door hoge vloed, en vooral in de winter, als wanneer zodaniege kinderen ten dezen moeten zajen, hetgeen hun naderhand tot oogts verstrekt, door ijsgang als andersinds niet geregeld genieten.

 

Mogen zij Uwe Majesteit opmerkzaam maken ten aanzien van den overvaart over den IJssel in ‘t algemeen: dat voor eeniege jaren, en wel in den jare 1738, zoo men zegt, het met een storm gebeurt is, dat de schuit met menschen beladen om ter kerk te Olst te gaan, fienaal met man en muijs verongelukt is, terwijl voor een jaar acht of tien tweemaal het zelfde geval heeft plaats gehad, met uijtzondering echter, dat de personen als toen nog gelukkig geredt zijn, en voorts dat de ingezetenen der Buurtschap Welsumer gemeente voornoemd, des ’s-morgens met redelijk   weer overvoeren, en te Olst ter kerke gingen om den Godsdienst bij te wonen, doch na afloop van dien genootzaakt waren om of over Deventer de weg naar huijs te nemen of te Olst te overnachten, door dien de weder overvaart onmogelijk was. Inconvenienten welke Uwe  Majesteit wel zal gelieve te penetreren.

 

Dat, zoo als het in voormeld gedaan verzoek aan Uw Majesteit is gezegd, niet alleen toren en en klok en fundamenten der kapel aanwezig zijn, maar daar benevens alsnog een zeer goede school en begraafplaatzen daarbij zijn leggende, een teken dus (om dit in ’t voorbijgaan te mogen aanmerken) dat aldaar van oude tijden af een gebouw tot Godsdienstoeffening aanwezig is geweest.

 

Ook ten dezen zal Uwe Majesteit, zoo de ondergetekenden vertrouwen, geen zwaarigheid in het gedane verzoek stellen, alzo het constreert uijt het aangelogene, dat werkelijk hier een kerk of kapel bestaan heeft. Misschien zoude men de vraag kunnen opperen of ongevallen als hier vooren,  om zelven de nabuerige Leeraars der Hervormde gemeentens den dienst niet zouden kunnen verrigten, dan hier op valt aan te merken, dat de naastbijgelegen zijn Terwolde, Oene en Veessen, alle gemeentens tot de provincie Gelderland behorende,  tot welk ressort deze gemeente ten aanzien van het geestelijke niet behoort, terwijl ook bovendien, in gevallen van ziekte als anderszints, het zelfde geval door verren afstand van de eerst/laatstgenoemde gemeente zoude ontstaan, als sub 2e van den prediekant van Olst is gezegd en voorts dat den prediekant van Oene, of schoon ook even als de reeds gemelden onverpligt, bij hoog binnen water en slegte weg, bezwaarlijk te bekomen zoude zijn als was het ook met de beste wil van de wereld: terwijl van alle binnenwegen, vooral in de wintertijd of voorjaars en herfstdagen, bekendelijk geen gebruijk kan worden gemaakt. Zwarigheden Sire die veilig den toets kunnen doorstaan en waarop men zigh ook gerust verlaat

 

Dan dit zij pro 4e hier nog bijgevoegd, de ondergetekenden vermenen eerbiedigst als nu de gegrondheid hunner bezwaren te hebben daar gedaan, en dientengevolge de billikheid van hun gedaan verzoek genoegzaam te hebben gewettigd, en er schiet aldus niets anders overig, als om volgens Uwer Majesteits’ begeerte bij Hoogst deszelf besluijt van den 16e Aug-s 1824, staatsblad no,45 geuijt, en bij artikel 7 van dien te vinden opgaave of begroting ten aanzien der te inpenderend kosten voor het gedaan verzoek te doen.

 

Remonstranten vermenen ten dezen aanzien met allen eerbied en ootmoed te mogen opmerken, dat daar zij zich voor hun en hunne nakomelingen ten plegtigsten verbinden voor het onderhoud der in het hooft dezes gedaan verzoek tot stigting van kerk en pastorij te zullen zorgen en den opbouw van dien voor hunne eijgen rekening te zullen laten doen, zonder voor het tegenwoordige als voor het vervolg ten dien aanzien eenig bezwaar voor gemeente of kerk te behoeven dat deze opgaave niet nodig zal geoordeelt worden, terwijl men zig onderling gewaarborgt heeft om behalven het tegenwoordige zodanige zekerheid onder hun daar te stellen  als genoegzaam strekken zal kunnen ter bestrijding van het gemelde onderhoud en waar van zij des gerekwiereerd Uwe Majesteit de verzekering zullen vertonen.

 

Intusschen zal het Uwe Majesteit niet onaangenaam zijn te vernemen dat twee der ingezetenen dezer gemeente om dit doel, onder Uwer Majesteits hoge goedkeuring  te bereiken bereids, ten fienalen geschenke hebben aangeboden, de eerste een groot stuks lands ter bouwing voor een pastorij, en ten gebruijke van een tuijn voor den prediekant, terwijl de andere al dadelijk eene buijtengewone som van f.500,-- heeft daar gesteld, boven en behalven het verdere waartoe beide zig verpligt hebben.

 

Ja wat meer is, in de gansche voormelde buurschap zijn slegts drie huijsgezinnen van de Roomse Godsdienst bemiddelde menschen en ook deze hebben aangeboden even als de Requestranten hunne bijdrage te doen tot den opbouw der vaak gemelde gestigten.

 

Uijt dit alles Sire zal het Uw aandagt niet ontglippen, dat een algemeene bede tot stigting ener kerk en pastorij geschied en wel kosteloos voor den lande en gemeente van Olst.

 

Mogt het nu Uwe Majesteit behagen in gunst neder te zien op de gebrekkiege ouden van dagen en kinderen dezer gemeente, en tot wezentlijk heil derzelve, het gedaan verzoek namens hen en alle de ledematen der gemeente toe te staan en dat door Uw Majesteit als dan aan hun die uijt liefde voor den openbaren godsdienst op gemelde godsdienstige gestichten  wenschten daar te stellen eenen leeraar wier de gegeven op gewoon tractement ten koste van den lande: dit smeken de requestranten in hun voorgemelde kwalieteit.

 

 Welsum, den 9e october 1824

 

 Was get.                                                   Gerrit Jan Schokkenkamp
   E. Voorhorst
   A. Logtenberg
   Hk. Wm. Bredevoort
   W. Hassink

 

Aantekening: Bij besluit van 24 april 1828 werd door Willem, Koning der Nederlanden, toestemming verleend om op eigen kosten een kerk en een pastorie te bouwen en een afzonderlijke kerkelijke gemeente te stichten. De predikant wordt bezoldigd uit s’ Lands kas.